Plaats van bijeenkomst van waaruit de activiteit wordt georganiseerd is Rapenburg 38, waar het Leiden University Green Office (LUGO) huist. Daar is een korte ontvangst van iedereen om 14.00 uur. Vervolgens is het de bedoeling dat eenieder een krat met planten onder de arm neemt om deze een plek te geven onder een van de boomspiegels. Iedere krat heeft een nummer dat correspondeert met het huisnummer waarvoor een boomspiegel zich bevindt. In de krat zit ook een tekening met een aanduiding waar de planten in die boomspiegel geplant kunnen worden. Het gaat om vaste planten en om bloembollen.
Als het meezit zijn alle boomspiegels tegen 16.00 uur aangeplant en kunnen we op Rapenburg 38 in de keuken en in de tuin met wat te eten te drinken napraten.
Gedrukte versie gepubliceerd in Arbor vitae, 2023-3, tijdschrift van de Nederlandse Dendrologische Vereniging en de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen
Bomen en struiken maken sinds het ontstaan van de landbouw integraal onderdeel uit van het boerenbedrijf. De aanwezigheid daarvan verminderde sterk in de tweede helft van de vorige eeuw omdat veel bomen en landschapselementen uit beeld verdwenen door ruilverkaveling en opbrengstmaximalisatie. Minder aandacht was er voor de nadelige effecten daarvan, zoals bodemverschraling, verminderde biodiversiteit in het landbouwecosysteem en een eentoniger landschap. Gaandeweg is duidelijk geworden dat doorgaan op die weg geen houdbare landbouw oplevert: ecosystemen die voorheen een min of meer in evenwicht verkeerden, raken te veel uit balans.
Vanwege de opstapeling van maatschappelijke opgaven, waaronder het vastleggen van koolstof en het bevorderen van biodiversiteit, stimuleert de overheid tegenwoordig de integratie van houtige gewassen in de landbouw. De term die daarbij breed ingang heeft gevonden is agroforestry. Het is een verzameling van landbouwmethoden waarbij bomen en struiken bewust gecombineerd worden met akkerbouw, veeteelt en/of groenteteelt op hetzelfde perceel. Ook landschapselementen tellen mee voor de inkomenssteun die boeren in 2023 kunnen ontvangen uit het nieuwe Gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB). Boeren krijgen uitbetaald voor elke hectare subsidiabele grond die ze in gebruik hebben. Om de basispremie te verkrijgen mogen maximaal 100 niet-productieve bomen per hectare staan op bouw- en grasland. Voorheen waren dat er 50. Ook zijn extra premies te verdienen voor eco-activiteiten[i]. Voor 2023 kan worden gekozen uit 22 activiteiten, zoals het toevoegen van houtige elementen zoals heggen, hagen en struweel.
Extra hectares voor meer bos en meer bomen
De streefcijfers voor meer bos en meer bomen in Nederland zijn tamelijk ambitieus. Extra aanplant van bomen zou volgens de landelijk Bossenstrategie tot 2030 moeten leiden tot een uitbreiding van het bestaande bosareaal met 10 procent, wat neerkomt op een toevoeging van 37.000 hectare bos. Dat is volgens het vastgestelde beleid[i] nodig voor de biodiversiteit en voor het vastleggen van koolstof. De bedoeling is dat ruim de helft daarvan, 18.000 hectare wordt gerealiseerd binnen het Natuurnetwerk Nederland, de andere 19.000 hectare daarbuiten, in de buurt van steden en dorpen en in overgangszones tussen natuur- en landbouwgebieden. De Bossenstrategie gaat gepaard met beleid om tevens een forse toename te realiseren van houtige elementen in het landelijke gebied: de zogenoemde groen-blauwe dooradering.
Voor landbouwgrond waar nu nog geen bomen staan, gaat het om een doelstelling om tot 2030 van 25.000 hectare om te vormen tot agroforestry, waarbij landbouw wordt gecombineerd met bomen. Een gedeelte daarvan zal meetellen in het kader van de Bossenstrategie, waarvoor de doelstelling is om 7.000 hectare agroforestry met hogere boomdichtheid te realiseren, waarvan 1.000 hectare voedselbos.
De opgave voor agroforestry is daarmee – ten opzichte van wat in de periode daarvoor aan bomen op landbouwgrond werd gerealiseerd – zo fors, dat wel wordt gesproken over een schaalsprong[ii].
Onderzoek, praktijk en beleid
Om die schaalsprong in agroforestry mogelijk te maken wordt de afgelopen jaren intensief samengewerkt tussen de landbouwpraktijk, onderzoek en beleid. Een belangrijke spil in dat netwerk is het Louis Bolk Instituut. Het is een instituut dat onderzoek doet naar duurzame landbouw, voeding en gezondheid, met natuur als inspiratiebron. Een van de onderzoekers daar is Evert Prins. Hij studeerde in 2017 aan de Universiteit van Wageningen af op het onderwerp agroforestry en ging vervolgens, na een loopbaan elders, bij dat instituut werken. Evert vertelt dat veel onderzoeken naar biologisch dynamische landbouw uit het verleden nu weer actueel blijken te worden. De rode draad daarin is verduurzaming van de landbouw door inzet van de natuur. De taak van het Louis Bolk Instituut bij onderzoek naar agroforestry is drieledig: het ondersteunen boeren in de praktijk door kennisdeling, het genereren van nieuwe kennis door onderzoek in het veld en het adviseren van overheden.
De onderzoeken zijn veelal op de praktijk gericht en met medewerking van de agrariërs: ‘wat werkt wel, wat werkt niet’. Een ook voor dendrologen interessant onderzoek is bijvoorbeeld een studie naar de voedingswaarde van diverse boomsoorten voor dieren, zogenoemde voederbomen. Dat onderzoek uit 2014 wordt ondersteund door een website met te raadplegen tabellen, waarin de inhoudsstoffen van blad, knop of twijg van een groot aantal bomen en struiken kunnen worden opgezocht. Het gaat om met onder andere de gehaltes aan energie en eiwit, een zevental belangrijke mineralen (zoals calcium, fosfor en kalium) en een negental sporenelementen die in microgrammen droge stof aanwezig zijn (zoals kobalt, molybdeen en seleen)[i].
Een recent rapport (2023) betreft bijvoorbeeld een literatuurstudie naar de effecten van agroforestry op biodiversiteit. Deze studie focust zich op het verwachte effect van rijenteeltsystemen, silvopastorale systemen en heggen op agrobiodiversiteit, landschappelijke diversiteit en specifieke soorten. Ook wordt daarin een eerste aanzet gedaan om theoretische kennis om te zetten naar praktische aanbevelingen voor agrariërs om door agroforestry de biodiversiteit op het bedrijf doelgericht te vergroten.
Sinds december 2021 bestaat het Agroforestry Netwerk Nederland[i], voortgekomen uit een van de adviezen van het Louis Bolk Instituut aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het is een samenwerkingsverband van mensen uit de praktijk, beleidsmakers en kennisinstituten. Evert Prins vertelt dat in dit netwerk honderden boeren worden vertegenwoordigd. In verschillende provincies zijn lokale agroforestry netwerken, zoals in Gelderland en Noord-Brabant. In andere provincies wordt hier nog aan gewerkt. Het nationale netwerk biedt hier ondersteuning in. Op Europees niveau wordt agroforestry ondersteund door European Agroforestry Federation (EURAF)[ii]. Uitwisseling van kennis en ervaringen uit andere landen levert volgens Prins veel op.
Vier vormen van agroforestry
Vanuit de onderzoeks- en beleidsoptiek worden in de landbouwpraktijk grofweg vier vormen van agroforestry onderscheiden.
1_ Silvopastorale systemen: rijen of verspreid staande bomen in combinatie met grasland en grazend vee in de vorm van boomgaardbegrazing, boomweides en voederbomen. Het zorgt voor een beter leefklimaat voor koeien vanwege luwte en schaduw, en het bevordert hun natuurlijke gedrag. Het eten van bijvoorbeeld wilgentwijgen en –blad en werkt ontstekingsremmend en het afwisselend met de nek naar boven en naar beneden etend is een vorm van koeiengymnastiek. Wanneer wordt gekozen voor productieve bomen (walnoot, appel, kastanje) wordt een inkomensstroom aan het bedrijf toegevoegd
2_ Beplante uitlopen: rijen of verspreid staande bomen en of struiken in de uitloop van pluimvee of varkens bevordert het dierenwelzijn en kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld fruit- of biomassaproductie.
3_ Rijenteeltsystemen: rijen bomen en of struiken in combinatie met akkerbouwgewassen tussen de bomenstroken. De interesse hierin is vrij recent, onder andere als methode om de bodemproblematiek aan te pakken. Ook kunnen bomenhagen gunstig voor akkerbouwgewassen werken bij extreem weer (harde wind, extreme droogte, extreme regenval). De rijen zijn vaak zo ingericht dat optimaal kan worden geprofiteerd van lichtomstandigheden, soms qua ontwerp met een zekere kromming, maar zodanig van opzet dat er mechanisch gewerkt kan worden.
4_ Voedselbossen: complexe systemen met hoge dichtheid en diversiteit aan vruchtdragende bomen, struiken en eetbare kruiden. In Nederland gaat deze ontwikkeling ontzettend snel, vertelt Evert prins. Er wordt veel geëxperimenteerd en het is ook heel interessant vanuit de Bossenstrategie vanwege de hoge dichtheid aan houtige gewassen (‘houtige landbouwgrond’).
Pionieren in de praktijk
John Heesakkers woont en werkt met zijn gezin op de Janmiekeshoeve in het Brabantse Mariahout, waar zijn voorouders sinds 1781 het land bewerkten. Als zevende generatie agrariër op die plek heeft hij momenteel een gemengd bedrijf waarvan – na gedegen voorbereiding en onderzoek – 18 hectare wordt omgevormd naar agroforestry.
Al in 2011 heeft hij de knop omgezet van een gangbaar melkveehouderijbedrijf naar biologische landbouw. In dat jaar is hij gestopt met kunstmest strooien en chemische bestrijdingsmiddelen en heeft hij zijn bedrijf aangemeld bij SKAL, het controleorgaan voor biologische landbouw. Hij vertelt dat hij in een ander netwerk terechtkwam en in de winterperiodes samen met dertig andere melkveehouders een keer per maand studeerde op andere manieren van boeren. Inspiratie kwam onder andere uit het werk van Mark Shepard, auteur van ‘Herstellende landbouw’ (oorspronkelijke titel Restoration agriculture). Zijn vijftig melkkoeien zijn inmiddels weg. In plaats daarvan heeft John circa twintig zoogkoeien en enkele kalveren. Daarnaast 249 legkippen, diverse akkerbouwpercelen en een voedselbos.
De overstap naar agroforestry is qua planvorming, adviezen inwinnen en extra hectares land aankopen, begonnen in 2017; de feitelijke aanplant van bomen en struiken drie jaar later. De laatste 4,5 hectare wordt in het najaar van 2023 aangeplant. Een belangrijk element van de ecologische meerwaarde van zijn agroforestry-bedrijf is dat de percelen een corridor tot stand brengen waardoor twee al bestaande bospercelen met hoge natuurwaarde aan elkaar worden verbonden. Daardoor verleenden ook de provincie, het waterschap en de gemeente graag hun medewerking om het plan mogelijk te maken. Het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB), onderdeel van de provincie Brabant, verleende een financiële bijdrage ter compensatie van de afwaardering van landbouwgrond naar natuurgrond. Daartegenover staat dat John bij de notaris heeft getekend voor het ‘eeuwigdurend in stand houden’ van de agroforestry-bestemming. Het geeft hem gemoedsrust dat ook bij eventuele verkoop van het bedrijf in de toekomst dit type landbouw op deze plek blijft bestaan.
Wat zijn eigenlijk de lessen van het pionieren de afgelopen jaren? John Heesakkers noemt er drie. De schaal moet behapbaar zijn. De 18 hectare zou in drie jaar omgezet moeten zijn in agroforestry. Voor de laatste 4,5 hectare vroeg hij een jaar uitstel aan, om het allemaal goed uit te kunnen voeren Ten tweede de watervoorziening, in verband met aanhoudende droogte. Irrigatie is in de planfase wel meegenomen, maar John werd toch overvallen door de weersomstandigheden, waardoor als tijdelijke oplossing de bomen en struiken via een trekker met gierton en sproeistuk werden bewaterd. Een irrigatiesysteem is inmiddels aangelegd. Derde leerpunt is de aanplantperiode; dan is het najaar toch echt te verkiezen boven het vroege voorjaar, ook als de eerste aanplant anders een half jaar uitgesteld moet worden.
John ontving erg positieve reacties op het ontwerp, noord-zuid gerichte bomen- en struikenrijen met een lichte buiging, zoals bij een boemerang. De agroforestry-akkers geven daardoor een schoonheidsbeleving die mensen blij stemt als ze dit in het veld zien.
Voor de soortkeuze is hij te rade gegaan bij Sjef van Dongen van Fruitzforlife, die als kweker is gespecialiseerd voor in bomen en struiken voor agroforestry. Voor de beplanting op de na de laatste ijstijd aangewaaide stuifzandgronden op bolle akkers van de Janmiekeshoeve, is de keuze gevallen op Tamme kastanjes (Castanea sativa, cultivars ‘Marsol’, ‘Maraval’ en ‘Marigoule’) als climaxboomsoorten. Daarvan zijn er 400 aangeplant. In totaal zullen eind dit jaar 12.000 bomen en struiken zijn aangeplant; in totaal 35 verschillende soorten, waaronder Nashipeer (Pyrus pyrifolia ‘Olympic’), Perzik (Prunus persica, de cultivars ‘Inka’, ‘Harnas’ en ‘Velvet’), Abrikoos (Prunus armeniaca ‘Bergeval’), Duindoorn (Hippophae rhamnoides, de cultivars ‘Askola’, ‘Orange energy’, ‘Leikora’ en ‘Pollmix 1’ en ‘Pollmix 2’) en Vlier (Sambucus nigra ‘Haidegg 17’); tussen de rijen gecombineerd met de teelt van eenjarige gewassen zoals lupine en graan.
Als ik later die middag door het gebied heenloop valt mij op hoeveel zangvogels er foerageren, alsook een fazant, groene specht. Een marterachtige schiet over een van de graspaden voorbij. Het is dat de 249 legkippen tijdens het bezoek in juli 2023 niet in de percelen mochten rondscharrelen vanwege de vogelgriep, anders zou de rondwandeling ongetwijfeld een nog levender karakter hebben gehad.
Diversificatie en “Moedig zijwaarts”
Zoals John Heesakkers zijn er momenteel honderden agrariërs bezig met een gehele of gedeeltelijke omschakeling naar agroforestry, vertelt Evert Prins. Daarbij kunnen ze de komende tijd rekenen op meer beschikbare ondersteuning, expertise en dienstverlening. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) denkt tegenwoordig actief mee. En er zijn kwekerijen die zich speciaal hebben toegelegd op agroforestry. Die werken bijvoorbeeld ook met nieuwe vruchtselecties, zoals met grootvruchtige kornoeljesoorten. Op verschillende plekken in het land wordt gekeken hoe agroforestry het best tot zijn recht komt, vertelt Evert Prins. Zo werkt hij bijvoorbeeld met collega’s van de WUR aan het project Houtwal 2.0. In dit project worden voor de Achterhoek nieuwe multifunctionele houtwallen ontworpen op basis van inheems plantenmateriaal. In Friesland bekijkt hij de met verschillende partners de ecosysteemdiensten van bomen in de Noordelijke Friese Wouden en de effecten daarvan op de landbouw. Landelijk werkt hij met onder meer de WUR aan het uitwerken van verdienmodellen voor agroforestry.
Duidelijk is dat voor agroforestry niet één nieuw systeem is dat via kopiëren en plakken in heel Nederland kan worden toegepast. Ieder systeem komt er anders uit te zien, afhankelijk van de ambitie van de boer, het verdienmodel, welke producten afgezet kunnen worden, de grondsoort en het landschap. Dat is het mooie eraan, vindt Evert Prins, de diversifiëring: “het ene is kansrijker dan het andere, maar die diversiteit moet steeds voor ogen worden gehouden.”
Ook literaire tijdschriften laten zich niet onbetuigd. Landschapsarchitect Dirk Sijmons noemt in zijn essay ‘Moedig zijwaarts’, in het zomernummer 2023 van het 186-jaar oude tijdschrift De Gids, als een van de ‘zijdelingse ontsnappingsroutes’ uit het vastlopende landgebruik voor de landbouw het pacificeren van de verhouding van de landbouw met zijn sociale omgeving: het agro-ecologisch perspectief: “De agro-ecologische landbouwpraktijk draait om het verminderen van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, diversificatie van teeltsystemen en het verantwoord en duurzaam gebruik van water en andere natuurlijke hulpbronnen, maar eerst en vooral om een minder desastreuze omgang met de bodem: die wereld onder onze voeten, dat levende en leven brengende systeem van schimmels, bacteriën, mijten, wormen, microben, mollen en nematoden die voor afbraak zorgen en de mineralen weer beschikbaar stellen voor de groei van planten.”
“Moedig zijwaarts” dus, of zoals Evert Prins het verwoordt: “Bomen horen gewoon in het landbouwsysteem en ze zijn essentieel om dat systeem sterk en weerbaar te maken.”
Literatuur / verwijzingen
Bos voor de toekomst, uitwerking ambities en doelen landelijke bossenstrategie en beleidsagenda 2030. Gezamenlijke uitgave van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de gezamenlijke provincies, november 2020.
Masterplan Agroforestry: advies voor het realiseren van een schaalsprong van agroforestry in Nederland (2020), Boki Luske, Monique W.P. Bestman, Kees van Veluw, Evert Prins, Piet Rombouts. Louis Bolk Instituut.
Voederbomen in de landbouw (2014), Nick van Eekeren, Boki Luske, Mark Vonk, Emiel Anssems. Uitgave: Louis Bolk Instituut.
De effecten van agroforestry op biodiversiteit in Nederland (2023), Jacco de Stigter, Evert prins. Uitgaven: Louis Bolk Instituut.
[i] Bos voor de toekomst, uitwerking ambities en doelen landelijke bossenstrategie en beleidsagenda 2030. Gezamenlijke uitgave van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de gezamenlijke provincies, november 2020.
[ii] Boki Luske, Monique W.P. Bestman, Kees van Veluw, Evert Prins, Piet Rombouts (2020), Masterplan Agroforestry: advies voor het realiseren van een schaalsprong van agroforestry in Nederland. Louis Bolk Instituur, Bunnik.
Begin dit jaar opperde ik het plan om in 2023 vijftig boomspiegels langs het Rapenburg in Leiden te willen beplanten. Het gaat om beide zijden van deze gracht vanaf het Noordeinde/Breestraat tot aan de Nonnensteeg/Kloksteeg (Nonnenbrug). Inmiddels is het vrijwel zeker dat de aanplant op zaterdag 7 oktober 2023 uitgevoerd gaat worden: in totaal circa 750 planten.
Het projectplan is medio augustus 2023 de veertiende versie van het aanvankelijke plan . Het concept-Rapenburg-boomspiegel-projectplan heeft gecirculeerd bij belanghebbenden (omwonenden en instellingen aan het Rapenburg) en is besproken met de projectleider Samen aan de Slag van de gemeente Leiden. Over een schetsontwerp is contact geweest met ambtenaren van de gemeente. De uitkomst van dat overleg is positief gebleken, waarbij als voorwaarden zijn gesteld dat de uitvoering past binnen de gewenste beeldkwaliteit van de binnenstad en het onderhoud van de boomspiegels is gewaarborgd.
Voor de beplanting wil ik zoveel mogelijk gebruik maken van datgene dat komt aanwaaien of wat door vogels in de boomspiegels wordt gedeponeerd. Dit wordt ook wel ‘gewildkruid‘ genoemd, een term die mij erg aanspreekt (sommigen noemen dat onkruid). Ook ‘gewildkruid’ kun je binnen de perken houden opdat de beeldkwaliteit er op vooruitgaat.
Daarnaast heb ik nagezocht wat voor planten van nature in lindebossen groeien. De stad is natuurlijk geen bos. Toch is het interessant om te kijken of bijvoorbeeld Maagdenpalm (groeit in lindebossen in zuidelijk Europa) of bijvoorbeeld Kruipend zenegroen (groeit in lindebossen in noordelijk Europa) het ook goed doen in boomspiegels onder lindebomen in de stad. Langs het gehele Rapenburg staan Hollandse linden (Tilia europaea).
Op enkele plekken wil ik graag lage groenblijvende Japanse heesters aanplanten die een boomspiegel omkaderen. Een voorbeeld staat nabij de openbare brievenbus ter hoogte van het Rijksmuseum van Oudheden. De planten in deze boomspiegel heb ik bij wijze van proef in augustus 2022 aangeplant. Binnen de die hele lage heg heb ik Maagdenpalm (Vinca minor) geplant. Deze staan momenteel eind januari 2023 in bloei.
Het is de bedoeling om gedurende langere tijd bij te houden hoe de stadsnatuur zich ontwikkeld in deze boomspiegels. Ook heb ik de stammen van alle linden opgemeten. Ik ben benieuwd naar de groeisnelheid in de komende tien jaar.
Op zondag 26 februari 2023 heb ik alle vijftig boomspiegels ontdaan van zwerfvuil. Een flinke zak vol. Daarnaast ook veel glasscherven en stukken ijzer. Als beloning vond ik in drie boomspiegels een muntje. Bij elkaar 16 cent: een dubbeltje uit het guldentijdperk, een eurocent en een vijfcenten euromunt.
Voor het project heb ik het gebied in drie gedeelten onderscheiden en voor ieder deel een tekening gemaakt met de bomen. Iedere boom (boomspiegel) is genummerd naar het huisnummer waar deze is gelokaliseerd.
Yew noemen de Britten deze boom, waarvan de wetenschappelijke naam Taxus baccata is. Eibe zeggen de Duitsers en een oud-Nederlandse naam voor de taxus is ijf. De tegenwoordige Nederlandse benaming van deze boom is naast taxus ook wel venijnboom. Dat een boomsoort dergelijke korte benamingen kent in genoemde landen zegt ook wel iets over de oorspronkelijkheid aldaar van deze boom. De Taxus baccata hoort dan ook van nature – al sinds de periode voor de laatste ijstijden, het Plioceen – in Noord-West-Europa thuis.
Net zoals de groenblijvende loofboom hulst is de groenblijvende naaldboom taxus als boomsoort een langzame groeier. Van een mooie taxusboom in mijn buurt heb ik de stamomvang opgemeten om op basis daarvan de ouderdom te kunnen inschatten. Het betreft een solitaire taxus in het Van der Werfpark met een stamomtrek van 200 centimeter, dus een diameter van 64 centimeter, opgemeten op 1,3 meter hoogte, op datum 2 januari 2022.
Om de ouderdom van deze taxusboom in te kunnen schatten maak ik weer gebruik van de website http://bomenwerk.com/bomenonderzoek/boomleeftijdsbepaling.html en vul in: venijnboom, vrijstaand, gewone boom, omvang 200 cm, plantschatting op 25 jaar nauwkeurig. Als leeftijd wordt 139 jaar gegeven.
Die ouderdom van 139 jaar zou goed kunnen kloppen met de ouderdom van het park, aangelegd in in 1886, 136 jaar geleden. Wel heb ik behoefte om een andere bron te raadplegen opdat ik deze ouderdom kan verifiëren. Op de website https://www.ancient-yew.org staat een interessante studie van Toby Hindson (copyright 2000, reviseer 2007) over de groeisnelheid van taxus-bomen. Onderstaande tabel komt uit deze studie.
In deze tabel is te lezen dat de 9 taxus-bomen uit de studie van Hindson met een stamomtrek van gemiddeld 186 centimeter een ouderdom hebben van 140-169 jaar. Dan zou de taxus-boom in het Van der Werfpark eerder nog ouder zijn dan 139 jaar dan jonger.
In het Van der Werfpark heb ik – samen met bioloog Hans van Daalen – eind vorig jaar van 31 taxusbomen de hoogte en de stamomvang opgemeten. Die meetgegevens heb ik vervolgens in OpenStreetMap gezet. Erik Zachte en Staan van Agtmaal hebben die gegevens vervolgens ingeladen in de OpenBomenKaart: https://openbomenkaart.org (klik in die website op de foto van het Van der Werfpark om in de kaart te komen).
De taxus is de meest voorkomende boomsoort in het Van der Werfpark. Een achttal meerstammige exemplaren van die boomsoort staan prominent in een halve cirkel dicht tegen het standbeeld van burgemeester Van der Werf aangeplant. De andere staan verspreid in het park. De taxus-boom die hoofdfiguur is van dit schrijven is in de kaart aangegeven bij de T van Taxus 4009307. Dat is het boomidentificatienummer zoals opgenomen in het bomenbeheerbestand van de gemeente leiden. Als aanplantjaar staat daar vermeld 1952. Dat kan niet kloppen. Er zal vast een andere reden zijn waarom dat jaar als aanplantjaar is ingevoerd. Datzelfde jaar is ook ingevoerd bij enkele andere wat grotere taxussen in het park.
Deze taxus heeft alleen mannelijke bloeiwijzen. In het park staan ook vrouwelijk taxussen. Daaraan zijn wel de rode vruchten te genieten. Visueel genieten dan, want bijna alles aan de taxus is giftig, uitgezonden het rode vruchtvlees (schijnbessen). De pitten zijn dan weer wel bijzonder giftig. Het woord toxisch is afgeleid van Taxus. Het woord venijn betekent ook vergif. Uit voorzichtigheid is het dus niet echt aan te raden van het rode vruchtvlees te proeven. Bioloog Rinny Kooi schrijft in haar boek Bomen in de buurt, dat men door het eten van bes inclusief pit een hartstilstand kan krijgen.
Dat de beschreven taxus circa 140 jaar oud is hoop ik met bovenstaande te hebben aangetoond.
Leiden.02.01.2022.Eduard Groen
Naschrift:
Arbor vitae
Het verhaal over de Taxus baccata in het Van der Werfpark is in een nader bewerkte versie geplaatst in Arbor vitae, het bulletin van de Nederlandse Dendrologische Vereniging en de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen, jaargang 32, nummer 4, blz. 20-22.
Tegen de westelijke gevel van de Pieterskerk in Leiden groeit een acht meter hoge hulst-boom. Hulst is de enige groenblijvende loofboomsoort in onze contreien. Ik vind deze boom goed passen in de versteende binnenstad; vooral in de winter. Deze Pieterskerk-hulst-boom heeft een omtrek van 87 centimeter, dus een diameter van 28 centimeter. Hulst staat bekend als een langzame groeier, waardoor deze boom ouder dan een halve eeuw kan zijn. Afgemeten tegen de achttien ‘halve eeuwen’ ouderdom van de Pieterskerk (gesticht in 1121) is dat een bescheiden leeftijd uiteraard, maar als je bij het toemeten van een leeftijd al een beetje in termen van eeuwen mag rekenen is de ouderdom van deze boom in mijn ogen al respectabel.
Nadat ik gegevens van deze hulst-boom heb ingevoerd komt daar een leeftijd uit van 53 jaar. De zogenoemde groeifactor van hulst is 1,9 cm. De boom groeit per jaar 1/1,9 cm, dat wil zeggen iets meer dan een halve centimeter (0,53 cm) in dikte qua diameter per jaar. Het kiemjaar zou dan 1969 zijn, waardoor ik inschat dat deze boom in de jaren zeventig hier is aangeplant. Over 91 dagen – een kwartaal verderop in de tijd – hoop ik op deze website te schrijven over de toestand van deze hulst-boom in het voorjaar. Mogelijk heb ik dan achterhaald in welk jaar precies deze boom is aangeplant.
De wetenschappelijke naam, Ilex aquifolium, zegt dat deze boomsoort scherpe bladeren heeft met naaldvormige uitsteeksels (uit het Latijn: acus, naald; folium, blad). Heel vaak echter ontbreken die scherpe bladeren bij door kwekers veredelde varianten van hulst. Ik vermoed iets dergelijks voor deze hulst-boom naast de Pieterskerk. In de veertiende druk van het standaardwerk ‘Dendrologie van de lage landen‘ vond ik evenwel geen beschrijving van een cultivar die van toepassing zou kunnen zijn op deze specifieke boom. In de van nature voorkomende hulst-bomen zitten de bladeren met de scherpe randen overigens vooral aan de onderkant als bescherming tegen vraat door dieren. Hoger in de boom hebben de bladeren veelal een gave rand. Hulst is doorgaans tweehuizig, wat betekent dat een boom of mannelijk of vrouwelijk is. Deze naast de Pieterskerk is mannelijk; tot mijn spijt helaas geen scharlaken-rode vruchten dus, alsook nog nooit roodborstjes gespot in deze tuin.
In Engeland, waar deze boom ook inheems is, noemen ze ‘m Holly. De Kelten beschouwden de soort als heilig en als symbool van vrede en goede wil, alsook van vruchtbaarheid en eeuwig leven. De Duitsers noemen de boom Stechpalme en Duitse natuurorganisaties hadden hulst uitgeroepen tot boom van het jaar 2021. In 2022 is de beuk in dat land ‘boom van het jaar (Baum des Jahres: https://baum-des-jahres.de ). Op zichzelf wel treffend dat deze boomsoorten qua verkiezingsjaren naast elkaar zijn geplaatst aangezien hulst en beuk ook in de natuur goed bij elkaar passen. Hulst komt overigens ook voor in eikenbossen en in gemengde loofbossen.
De gemeente Leiden heeft in de openbare ruimte van de stad – voor zover die ruimte kadastraal in eigendom van de gemeentelijke overheid zelf is – in de loop der jaren een bescheiden aantal van 11 hulstbomen aangeplant. Dat wil zeggen dat in het gemeentelijke bomenbeheerbestand 11 hulstbomen zijn opgenomen. Uit eigen waarneming weet ik dat er meer hulst-bomen in de stad staan, zowel in particuliere tuinen als in tuinen van semi-publieke organisaties zoals universiteit en woningbouwcorporaties, of zoals deze hier in de tuin van de Pieterskerk. Ook komt hulst in de stad voor in de vorm van een struik. Zo zag ik deze week twee hulst-struiken staan in het Tasmanpark in Leiden.
Hulst als ecologisch waardevolle boom
Hoewel hulst van nature in ons land thuishoort, zijn er niet veel insecten en mijten die ervan eten. In de literatuur wordt aantal insecten en mijten vaak gebruikt om de ecologische waarde van een boomsoort te onderbouwen. De bekende Engelse studie van Kennedy & Southwood uit 1984 wordt hiertoe vaak aangehaald. Voor hulst identificeert deze studie 10 soorten insecten en mijten dier er op leven. Een recentere Duitse studie van Brändle & Brandl uit 2001 heeft 12 soorten insecten en mijten op hulst aangetoond. Vergeleken met boomsoorten die het allerhoogst scoren in dit opzicht, zoals wilg (Salix) en eik (Quercus) is dat bijzonder weinig. Zie de tabel hieronder kolom A de aantallen in Duitsland, kolom B de aantallen in Engeland: (Salix –> UK: 450; D: 728) en (Quercus –> UK: 423; D: 699). Alleen taxus, kastanje, walnoot en robinia scoren nog lager.
Bron gehele tabel: Thüring, M. (2011), Zoodiversität auf Weiden (Salix spp.) und Pappeln (Populus spp.). VDM Verlag, Saarbrücken.
Dat zal een van de redenen zijn dat de gemeente Leiden deze boomsoort niet de maximale 4 punten geeft voor ecologische waarde, maar 3 punten. Bomen die in het Register Ecologische Bomen van de gemeente Leiden een score 3 of 4 krijgen, gelden volgens de gemeente als ecologisch waardevol. In de Verordening voor de fysieke leefomgeving 2020 zijn ecologisch waardevolle bomen extra beschermd als ze ouder zijn dan 50 jaar of een grotere stamdiameter hebben dan 50 centimeter (stamomtrek van 157 centimeter). Bomen met een score lager dan 3 genieten een extra bescherming pas bij een stamdiameter groter dan 80 centimeter (stamomtrek van 251 centimeter) vanwege de op grond daarvan toegekende ‘monumentale waarde‘.
Houtige gewassen hebben in Leiden een formele status als boom zodra de stamomvang groter is dan 45 centimeter in omtrek (stamdiameter 14 centimeter), opgemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Die bomen genieten een basis-kapbescherming om grond van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 (zie de link hieronder). Een hulstboom wordt in Leiden aangemerkt als ecologisch waardevolle boom als deze behoort tot een ecologische boomsoort én als deze ouder is dan 50 jaar of een grotere stamdiameter heeft dan 50 centimeter. Aangezien hulst in het Register Ecologische Bomen van de gemeente Leiden als ecologische boomsoort is opgenomen én naar mijn inschatting ouder dan 50 jaar is (53 jaar), meen ik deze Pieterkerk-hulstboom indachtig de boomverordening aan te mogen merken als ecologisch waardevolle boom.
Monumentaal zal deze boom zijn bij een stamdiameter van 80 centimeter, dat zal – deo volente – over 99 jaar zijn, in 2121. De Pieterskerk-hulst-boom zal in dat jaar de respectabele leeftijd van 152 jaar oud bereiken. Dan is de Pieterskerk 1000 jaar oud. Dat is dan om twee redenen wel een monumentaal feestje waard.
De Verordening voor de fysieke leefomgeving, zoals deze geldig is vanaf 30 december 2021: https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR645163 met in bijlage 4 het Register Ecologische Bomen van de gemeente Leiden.
Er zijn andere indicatoren om de ecologische waardevolheid van een boomsoort aan te duiden. In de Soortentabel met 100 boomsoorten van Wageningen University & Research (WUR) uit 2020 scoort hulst vooral hoog op de indicatoren biodiversiteit en luchtkwaliteit. Voor biodiversiteit heeft hulst in deze lijst een hoge waarde voor nectar en een matige waarde voor stuifmeel. Voor luchtkwaliteit een zeer grote wegvangkwaliteit voor het wegvangen van NOx (stikstofoxide) en O3 (ozon) en een hoge waarde voor het vastleggen van CO2 (kooldioxide): https://edepot.wur.nl/460540
De waarde van een hulstboom kan worden uitgedrukt in termen van ecologie en biodiversiteit, alsook in andere vormen van baten van bomen; uiteraard ook in de ‘onnatuurlijke maatstaf’ van euro’s. Maar wat betekent die boom voor mij persoonlijk? Gebruikmakend van de kwaliteitsaanduidingen firmitas, utilitas en venustas die Vitruvius toekent aan gebouwen (toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde) scoort deze hulst-boom voor mij vooral hoog op venustas, een hoge gevoels- en schoonheidswaarde: aantrekkelijk en mooi.
Op woensdag 18 augustus 2021 lanceerde Erik Zachte de website https://openbomenkaart.org met daarop in eerste instantie bomen (en struiken) in twee parken: het Berkhoutpark in Voorschoten en de historische Begraafplaats Groenesteeg in Leiden (onder anderen de moeder van Vincent van Gogh ligt hier begraven).
Op de Begraafplaats Groenesteeg staan 278 bomen op de kaart, waaronder:
76 essen (twee soorten)
42 esdoorns (drie soorten)
29 eiken (twee soorten)
22 iepen (vier soorten)
20 lijsterbessen (twee Sorbus-soorten)
13 vleugelnoten
12 meidoorns
12 hulst
Plus vele boomsoorten waarvan minder dan 10 explaren in dit park staan. Zie daarvoor de website. Als op een boomsoort wordt geklikt (via de knop ‘counts‘), dan gaat die boomsoort knipperen in de kaart).
Tot zover over de bomen op de historische Begraafplaats Groenesteeg.
In het Berkhoutpark staan niet alleen bomen bomen op de kaart, ook struiken. In totaal 1599 exemplaren.
103 Krentenboompjes
90 taxussen
59 eiken
55 hulst
40 prunus (diverse soorten)
38 kornoelje-soorten
33 berken
29 elzen
29 appel (diverse soorten)
24 esdoorns (diverse soorten)
24 meidoorns (twee verschillende soorten)
18 toverhazelaars
17 hazelaars (diverse soorten)
17 karnaalsmutsen
17 moerascipressen
15 robinia’s
11 essen
11 beuken (drie soorten)
10 kastanjes (diverse soorten)
Plus vele boomsoorten die met minder dan 10 exemplaren in dit park staan. Zie daarvoor de website. Als op een boomsoort wordt geklikt, via de knop ‘counts‘ in de legenda, gaan de bomen die tot die soort behoren in de kaart knipperen.
Struiken
Van de struiken komt de Rhododendron het meeste voor in het Berkhoutpark (169 exemplaren), gevolgd door Hortensia’s (112 exemplaren). Zie voor de overige soorten de kaart op de website: https://openbomenkaart.org
Hoe werkt de kaart en wie zitten er achter?
Door in de legenda bij de bomenkaart op de knop ‘counts‘ te drukken, verschijnt een rolscherm met de verschillende soorten en de aantallen. Als op een boomsoort wordt geklikt, gaan de bomen die daartoe behoren in de kaart knipperen. Als op een individuele boom wordt geklikt, verschijnt de boominformatie.
Verder is het mogelijk om te kiezen uit verschillende kaartlagen als ondergrond, bijvoorbeeld een satellietfoto (de button rechtsboven onder de knoppen ‘counts‘ en ‘menu‘)
Achter de knop colofon is opgenomen welke mensen de inventarisaties hebben gedaan om de kaart mogelijk te maken: voor het Berkhoutpark: Sjaan van Agtmaal en Hans van Daalen; voor de Begraafplaats Groenesteeg: Carolina Jost. De website met de vertaling van de waarnemingen naar de kaarten is gemaakt door Erik Zachte.
Een mooi initiatief, waarvoor de verwachting is dat op deze website nog vele bomenkaarten zullen volgen.
De Maliebaan in Leiden is al lang niet meer de schaduwrijke laan die het lang geleden was. Op een prent uit 1788 wordt de paille-maille-baan van de universiteit – ook wel maillebaan of maliebaan genoemd – nog zichtbaar geflankeerd door aaneengesloten dubbelrije metershoge bomen. Tegenwoordig staan er ruim gespatieerde laagblijvende kastanjebomen. Daartussen is plaats voor geparkeerde auto’s. Voor een stad die anno 2021 de ambitie heeft te willen ‘vergroenen’ is hier nog wel de nodige eer te behalen.
De huidige Maliebaan in Leiden is een straat achter de rechtbank en de universiteitsbibliotheek, tot aan de Groenhovenstraat. Aan het overkant van het water ligt de Rijn- en Schiekade, zijnde de kant van het voormalige jaagpad waar de paarden de trekschuiten richting Den Haag en Delft trokken.
Malie, oftewel het maliespel, werd al in de 16e eeuw aan het Franse hof gespeeld. Van dit jeu de mail bestonden vier varianten. Met het Nederlandse maliespel wordt het Franse mail op een vaste baan bedoeld, pallemaille.
In de Engelse taal heeft het woord mall, via de hoedanigheid van openbare schaduwrijke laan, in de Verenigde Staten, Canada en Australië de betekenis gekregen van winkelstraat, of winkelcentrum. Merriam-Webster definieert mall in de eerste plaats in de betekenis “a usually public area often set with shake trees and designed as a promenade or as a pedestrian walk“.
Die oorspronkelijke betekenis spreekt mij erg aan. Door de aanplant van extra bomen mag iets van de allure van die ooit schaduwrijke laan in Leiden wat mij betreft best in ere worden hersteld.
De locatie Maliebaan in Leiden kan op de kaart onder andere worden gevonden door middel van de website https://what3words.com via een klik op de volgende drie woorden: gouden.aanpak.hengst
Pjer zou volgend jaar graag zonnebloemen in ‘G2’ zien. Nu staan er ijzerhard (verbena’s) en franjekelk (tellima’s); Amerikanen dus: de Verbena bonariensis uit Zuid-Amerika, de Tellima grandiflora uit Noord-Amerika. In afstemming met anderen kan ik, voorafgaand aan het volgende groeiseizoen, ook passende zonnebloem (Helianthus) aanplanten in boomspiegel G2, bij Pjer voor de deur van het ‘Suppiershuysinghe’. Als ‘hortulanus’ van het Gerecht vind ik dat wel een leuke uitdaging.
In november 2019 ondertekende ik een verklaring waarin ik beloof om de negen boomspiegels op het Gerecht, een eeuwenoud pleintje in de binnenstad van Leiden, samen met andere buurtbewoners te gaan onderhouden. In het kader van ‘Groene kansen’ en ‘Samen aan de slag’ waren de boomspiegels op grond van een eerder buurtverzoek in oktober 2019 door de gemeente wat vergroot en kon ik namens de bewoners subsidie aanvragen voor de aanplant. In totaal mocht voor € 450 euro aan planten worden gekocht. Ik deed een voorstel voor de beplanting, gebaseerd op uitgangspunten als: veelal groenblijvend, goed voor insecten en vogels (en de ‘buurt-egel’, haha), beplanting die belemmerend werkt voor het betreden door passerende honden (vooral relevant voor boomspiegel G1), kleur en geur, zon tot halfschaduw. De afkorting ‘G1’ is in dit bericht te lezen als ‘boomspiegel 1 op het Gerecht’).
Dat leverde na overleg met bewoners en de begeleidende ambtenaren van de gemeente de volgende keuze op:
G1: vuurdoorn (Pyracantha coccinea ‘Firelight’) met oranjegele bessen van augustus tot december. Rijk bloeiend in witte platte schermen in mei en juni. Behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae). Biedt voedsel aan bijen, vlinders en vogels.
G2: franjekelk (Tellima grandiflora) en ijzerhard (Verbena bonariensis). De tellima heeft hier misschien te veel zon gehad de afgelopen zomer. Er is weinig van over. De plant komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika. De Skagit indianenstam gebruikten de plant voor medicinale doeleinden vanwege de aan die plant toegeschreven antivirale kwaliteiten. Maar eens zien of de plant terugkomt en van mei tot juli gele bloemen laat zien. De verbena daarentegen doet het goed. De plant past eigenlijk niet goed in zo’n kleine boomspiegel, maar de kleuren zijn prachtig. Deze plant komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika (bonariensis -> ‘from Buenos Aires’). Nederland kent ook een inheemse soort, de Verbena officinalis (ook wel ‘heilige tak’ of ‘heilig kruid’ genoemd. Te vinden in mergelgebieden.
G3: vleesbes (Sarcococca hookeriana var. Humilis) is een plant die oorspronkelijk uit China komt. Vrij onopvallende witte bloemen in kleine trosjes; de bloei is al in februari en maart. Na de bloei verschijnen er vele glimmende zwarte besjes.
G4: idem als G3
G5: Japanse kardinaalsmuts (Euonymus fortunei ‘Vegetus’). In het Engels: ‘wintercreeper’. De bloemen zijn licht geelgroen en de plant heeft onopvallende vruchten, creme met oranje zaden. Het moet in deze boomspiegels nog wat bijgroeien, zullen we maar zeggen.
G6: idem als G5
G7: idem als G5
G8: Sierui (Allium aflatunense ‘Purple Sensation’) en lavendel (Lavendula augustifolia ‘Dwarf Blue’). De sierui bloeit in de maanden mei en juni. Daarna is het eigenlijk uit met het feest. De lavendel, die bloeit van juli tot september, heeft in deze boomspiegel nog niet voor tegenwicht gezorgd. Door ‘guerrilla gardening’ is deze boomspiegel wat verrommeld; andere zullen zeggen ‘natuurlijker geworden’.
G9: kattenkruid (Nepeta faasseni ‘Grol’) en zuurbes (Berberis thunbergii ‘Atropurpurea Nana’). In deze boomspiegel mocht ik gedurende de zomer vele muntvlindertjes aantreffen (Pyrausta aurata). Het is een dagactieve vlinder uit de familie grasmotten. Dit vlindertje leeft op wild kattenkruid (Nepata cataria), maar dus ook op deze cultivar. Dat het muntvlindertje het kattenkruid in hartje binnenstad weet te vinden vind ik toch wel een mirakel.
Al gauw in het voorjaar begonnen bewoners ‘bij te planten’. In G3 werd door een van de bewoners lavendel tussen de vleesbessen gezet. In de plantvakken G7, G8 en G9 strooiden bewoners zaadmengsels met inheemse planten. In G-9 groeiden in het voorjaar kievitsbloemen (Fritillaria meleagris) naast kattenkruid en zuurbes, alsook aldaar aangeplante cosmea en zonnebloemen. Eén van die zonnebloemen groeide tot ruim boven de twee meter uit, tot in het bladerdek van een leilinde. Ook de cosmea (Cosmos bipinnatus) knalt de boomspiegel uit.
De paars bloeiende sieruien oogsten alom bewondering in het voorjaar. Menig toerist maakte daar foto’s van. Na de bloei resteerden fraaie ronde zaadbollen en op weg naar het najaar verdwenen de bovengrondse delen van deze sieruien,
De kardinaalsmutsen in de boomspiegels G5, G6 en G7 vonden bewoners bij nader inzien wat saai. “Kan daar geen lavendel bij, net als in die andere boomspiegel”? Gewezen werd de lavendel boomspiegel G3.
Vooral tijdens ochtenden in het weekend verrichtte ik wat onderhoudswerk en tot mijn vreugde zag ik ook de andere bewoners regelmatig opruimen, water geven en ‘tuinieren’ in deze bescheiden boomspiegels op het Gerecht.
De meeste lol heb ik toch wel van boomspiegel G8. Hoewel het kattenkruid al snel vrijwel geheel werd overwoekerd door planten zoals korenbloem, goudsbloem, kool en juffertjes-in-het-groen, hielden ze stand én boden ze plek, zoals het hoort, aan het muntvlindertje. En dat midden in de stad.
Inmiddels zijn er plannen in ontwikkeling om het pleintje verder te vergroenen. De gemeente Leiden wil voor zeven versteende pleinen in de jaren 2021 en 2022 een ‘vergroeningsslag’ slaan. Woensdag 7 oktober mag ik daarvoor deelnemen aan een (digitaal) overleg met mensen van de gemeente, Erfgoed Leiden en Omgeving, alsook de Historische Vereniging Oud Leiden. De Leidse universiteit heeft op verzoek van de bewoners ook medewerking toegezegd. Een versteende strook voor de vierschaar, aangebouwd aan het Gravensteen, mag van de universiteit in overleg met de gemeente worden beplant.
Of ook het ‘Groene Zoodje’, ofwel ‘Schoonverdriet’ (’t Scoonverdriet) weer groen mag worden, is een spannende vraag. De een is enthousiast, een ander vreest verrommeling van het plein. Het vergroten van de kleine boomspiegel rondom de 72-jarige ‘Juliana-linde’ staat hoog op mijn wensenlijstje.
Maar goed, we staan nog maar aan het begin van de plannenmakerij voor de vergroening van het Gerecht. Er zal nog wel enig overleg aan te pas komen voordat er stenen uit gaan en de planten er in.
Wie weet…, wellicht dat in het groeiseizoen van 2021 toch de nodige extra planten op het Gerecht opbloeien.
In ieder geval ga ik mijn best doen voor de zonnebloemen bij Pjer, bij voorkeur een soort zonnebloem die een beetje binnen de perken blijft (tot een meter hoog); ik denk aan de Helianthus annuus ‘Domino’. Net als de andere plantensoorten in boomspiegel G2 een amerikaan, dus die zonnebloem zal zich daar wel bij vinden.
Vandaag zie ik mijzelf onverwacht op het verhoog in de Ridderzaal zitten, op een foto van vijf jaar gelden, in de krant van vandaag (NRC.next van 16 september 2019). Op het verhoog – ook wel rostrum genoemd – zit de voorzitter van de Eerste Kamer, aan haar linkerhand geflankeerd door de griffier van de Tweede Kamer en een plaatsvervangend griffier van de Eerste Kamer, aan haar rechterhand door de griffier van de Eerste Kamer en een plaatsvervangend griffier van de Tweede Kamer. Die plaatsvervangend griffier van de Tweede Kamer ben ik; op deze foto uit 2014, Prinsjesdag.
Vanuit mijn perspectief vind ik het dubbel treffend dat het artikel over crisisbeleid gaat: “Wie bestuurt het land als hier een bom op valt?” Laat dit nu uitgerekend een onderwerp zijn waarmee ik mij in mijn loopbaan ook enige tijd intensief heb beziggehouden, in de periode 1985 – 1988, als hoofdredacteur van een vaktijdschrift over crisisbeheersing en rampenbestrijding.
Hoewel ik mij nu met geheel andere onderwerpen bezighoudt, in het bijzonder natuur en landschap, ga ik de Prinsjesdag-ceremonie morgen met veel interesse volgen, in het bijzonder ook de berichtgeving over de ‘designated survivor’. Nooit gedacht dat het in de crisisbeheersing ooit zover zou komen.